Wanneer onkunde wet wordt: De hobby- en huisdierenlijst

Recentelijk heeft de Nederlandse overheid een wet aangenomen die het houden van de meeste huisdieren drastisch beperkt. Deze wet is gebaseerd op het “nee, tenzij”-principe, waarbij alleen dieren die op een door de overheid samengestelde lijst staan, nog mogen worden gehouden.

De overheid presenteerde de lijst aanvankelijk als de “positieflijst”, maar nadat de rechter de lijst in 2017 onderuit haalde wegens gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing, heeft een naamsverandering plaatsgevonden. Nu is het de “hobby- en huisdierenlijst”. Ondertussen is de nieuwe lijst opnieuw onderwerp van juridische strijd, waarbij de vraag blijft of deze versie wel stand zal houden in de rechtbank.

Hoewel deze wet in theorie lijkt te zijn ingevoerd om dierenwelzijn en veiligheid te bevorderen, ontbreekt het aan wetenschappelijke onderbouwing en kennis om deze maatregelen te rechtvaardigen en hier effectief op te handhaven.

Een wet gebaseerd op een gebrekkig toetsingsmodel wat geleid heeft tot onjuiste en willekeurige classificaties

De hobby- en huisdierenlijst is gebaseerd op twijfelachtige criteria en mist een solide wetenschappelijke basis. In plaats van op objectieve en grondige studies van individuele diersoorten, lijkt de lijst vooral gebaseerd te zijn op vooroordelen, generalisaties, publieke opinie en politieke druk.

Een wetenschappelijk onderbouwde lijst zou rekening moeten houden met specifieke gedragskenmerken, natuurlijke behoeften en de eventuele risico’s die gepaard gaan met het houden van bepaalde diersoorten. Dit zou betekenen dat elke soort afzonderlijk en zorgvuldig moet worden geëvalueerd op basis van wetenschappelijke data en onderzoek, door onder andere ethologen en ecologen met specialisatie in een bepaalde diersoort. In de praktijk is de huidige lijst echter niet het resultaat van een dergelijk proces.

Het is bekend dat de overheid bewust gekozen heeft voor een “zo simpel mogelijk” toetsingsmodel, in plaats van zorgvuldig gedefinieerde criteria te ontwikkelen. Hierdoor worden diergroepen onterecht over één kam geschoren en uitgesloten, zonder rekening te houden met belangrijke factoren en nuances.

Om de situatie nog erger te maken, is het ontwikkelde gesimplificeerde toetsingsmodel niet eens consequent op alle soorten toegepast, wat geleid heeft tot willekeur in de totstandkoming van de lijst. Als de overheid haar eigen gedefinieerde criteria had gevolgd, zouden bijvoorbeeld honden niet eens op de toegestane dierenlijst moeten staan. Daarentegen, kort voor invoering van de hobby- en huisdierenlijst, werd op de valreep een uitzondering gemaakt voor herten, omdat deze dieren zouden zijn “verweven met de Nederlandse cultuur”. Dit argument werd echter niet toegepast op andere, nu verboden, soorten, simpelweg omdat ze helaas niet tot “publiekslievelingen” behoren.

Het feit dat de overheid haar eigen toetsingsmodel niet consequent heeft toegepast, roept ernstige twijfels op over hoe serieus het beleid daadwerkelijk wordt genomen. De willekeur waarmee bepaalde soorten zijn opgenomen of uitgesloten, wijst erop dat politieke keuzes en publieke perceptie zwaarder hebben gewogen dan objectieve, wetenschappelijke criteria. Hierdoor is het moeilijk om de wet als rechtvaardig en goed onderbouwd te beschouwen.

Deze inconsequenties ondermijnen niet alleen het vertrouwen in de overheid, het versterkt ook de indruk dat het hier vooral gaat om symbolisch beleid in plaats van een doordachte en eerlijke aanpak aangezien het de zorgvuldigheid, wetenschappelijke en bestuurskundige integriteit mist die nodig is om tot een rechtvaardig beleid te komen.

Gebrek aan expertise bij de handhaving

Ook nu de lijst met veel bombarie is ingevoerd, blijkt de overheid niet in staat effectief en rechtvaardig te handhaven door een schrijnend gebrek aan kennis over welke dieren wel of niet onder de wet vallen.

Een recent voorbeeld hiervan is een Savannah kat fokker die zowel door RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) als NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) geweigerd wordt om een zevende generatie (F7) Savannah kat te importeren.

Hoewel de Savannah kat oorspronkelijk voortkomt uit een kruising van de Afrikaanse Serval met een gedomesticeerde kat, zijn latere generaties nauwelijks nog te onderscheiden van een gewone huiskat. Op dit moment is de import en het fokken van de eerste vier generatie Savannah katten na de Serval niet toegestaan – een betwistbare generalisatie op zichzelf – echter, na de vierde generatie (F4) worden deze katten wettelijk niet meer als hybride beschouwd en zijn het gedomesticeerde (ras) katten (Felis silvestris catus) – een soort die voorkomt op de lijst van toegestane dieren.

Herhaaldelijk contact vanuit de SKVN (Savannah Kat Vereniging Nederland) met RVO wijst uit dat twee op de drie medewerkers niet alleen onwillig zijn om mee te werken aan een oplossing, maar dat er ook onvoldoende kennis aanwezig is om deze wet correct te interpreteren. Twee medewerkers beweerden dat alle Savannah katten verboden zijn, terwijl een andere dacht dat een Afrikaanse Serval en een Savannah kat precies hetzelfde zijn. Ook werd geopperd dat na vier generaties de Savannah kat in een Bengaalse kat zou veranderen.

Dit voorbeeld toont aan hoe weinig kennis er aanwezig is bij Nederlandse overheidsinstanties. Dit is zorgwekkend, want terwijl het onderscheid tussen specifieke diersoorten wordt genegeerd bij het tot stand komen van wetgeving, hebben de uitvoerende organen geen kennis van zake om een correcte invulling hieraan te geven en worden er onevenredig zware beperkingen opgelegd.

Wanneer wetgeving gebaseerd is op onvolledige en onjuiste informatie, ontstaat een situatie waarin regels worden opgelegd die niet in lijn zijn met de realiteit, bovendien maakt het gebrek aan expertise bij de beleidsmakende en uitvoerende instanties de handhaving hiervan willekeurig en onrechtvaardig, wat vertrouwen in de overheid ernstig ondermijnt.

De optie reguleren in plaats van verbieden genegeerd

Anders dan wat het zou beogen, doet de hobby- en huisdierenlijst niets voor verantwoord huisdierbezit in het algemeen. Een veelbesproken voorbeeld is dat konijnen, die nog zijn toegestaan als huisdier, doorgaans alléén en in veel te kleine kooien gehouden worden, wat als verre van ideale leefomstandigheden omschreven kan worden.

In plaats van een algeheel verbod zou reguleren van het bezit van alle soorten, per soort, een betere aanpak zijn. Met behulp van educatie, houderijvoorschriften en certificering voor dierhouders, kan de overheid ervoor zorgen dat het welzijn voor alle dieren gewaarborgd wordt, blijft en eventuele risico’s voor de omgeving beperken zonder onnodig de vrijheden van verantwoordelijke houders in te perken.

Ethisch huisdierbezit, Ja! Maar wel voor álle dieren

In plaats van het huidige besluit zou het stimuleren van verantwoord en ethisch huisdierbezit een veel effectievere en rechtvaardigere aanpak zijn geweest. Het is opmerkelijk dat juist de grootste groep huisdieren – honden en katten – volledig buiten beschouwing is gelaten in de regelgeving. Ironisch genoeg is dit ook de groep waar, in absolute aantallen, de meeste problemen op het gebied van dierenwelzijn worden gesignaleerd. Denk bijvoorbeeld aan verwaarlozing, onthouden van medische zorg en verkeerde voeding, wat bij deze groep huisdieren een wijdverspreid probleem is.

Aan de andere kant bezit de meerderheid van de houders van minder gebruikelijke soorten vaak een diepe kennis over de specifieke behoeften van hun dieren. Deze eigenaren zijn doorgaans goed uitgerust om hun dieren in een geschikte habitat te houden waarin ze hun natuurlijke gedrag kunnen vertonen. Daarnaast zijn zij vaak de meest gepassioneerde en toegewijde voorvechters van dierenwelzijn, met een aanzienlijke investering in de zorg en het welzijn van hun dieren. Het is dan ook teleurstellend dat deze expertise, die vaak decennialang teruggaat en ondersteund wordt door internationale netwerken, niet is geraadpleegd door de overheid bij het opstellen van de nieuwe regelgeving.

Economische Impact

De Hobby- en Huisdierenlijst leidt tot aanzienlijke verliezen voor zowel particuliere eigenaren als bedrijven die in hun dieren en bijbehorende voorzieningen hebben geïnvesteerd. Dit omvat niet alleen het verlies van de financiële investering in de aankoop van dieren, maar ook de infrastructuur zoals bijvoorbeeld aangepaste verblijven. Voor sommige bedrijven vormt deze markt de primaire bron van inkomsten, waardoor het verbod niet alleen leidt tot persoonlijke verliezen, maar ook tot faillissementen en het verdwijnen van gespecialiseerde kennis.

Bovendien ontstaat er een oneerlijk concurrentievoordeel voor bedrijven in andere Europese landen waar deze activiteiten nog wel zijn toegestaan. Dit zet de positie van Nederlandse ondernemers onder druk en is mogelijk in strijd met EU-regelgeving die eerlijke concurrentie binnen de interne markt bevordert. Deze discrepantie in regelgeving creëert een scheef speelveld voor Nederlandse ondernemers die zich nu moeten neerleggen bij beperkingen die hun concurrenten in andere EU-landen niet ervaren. De vraag rijst dan ook of de Nederlandse overheid hiermee de principes van de Europese interne markt schendt, die gericht is op het waarborgen van gelijke kansen voor bedrijven in de hele Unie.

Verwoestend voor groepsdieren

Deze wet heeft ook verwoestende gevolgen voor dieren die van nature in groepen leven. Het fokverbod, dat bedoeld is om de populatie van bepaalde diersoorten te laten uitsterven, leidt ertoe dat deze dieren gedwongen worden gescheiden van hun soortgenoten. Dit heeft ernstige gevolgen voor hun welzijn en gezondheid.

Misleidende beeldvorming

Activisten, stichtingen, lobbyisten en helaas ook de nationale media hebben het houden van ongebruikelijke huisdieren vaak in een negatief daglicht gesteld. Deze negatieve beeldvorming richt zich voornamelijk op de excessen en incidenten en weerspiegelt daarmee slechts een klein en vaak onrepresentatief deel van de werkelijkheid.

Deze negatieve voorstelling van zaken negeert echter de realiteit dat veel eigenaren van ongebruikelijke huisdieren hun dieren met grote toewijding houden en verzorgen. Zij investeren aanzienlijke tijd en middelen om te voldoen aan de specifieke behoeften van hun dieren, waaronder speciale voeding, aangepaste huisvesting en deskundige veterinaire zorg.

Dit vertekende beeld heeft niet alleen de publieke perceptie beïnvloed, maar heeft ook geleid tot een verhoogde maatschappelijke spanning. Veel eigenaren van ongebruikelijke huisdieren worden nu geconfronteerd met ongegronde aanvallen, intimidatie en zelfs bedreigingen van mensen die zich laten leiden door de sensationele en eenzijdige berichtgeving.

Het is cruciaal dat een genuanceerder en op feiten gebaseerd debat wordt gevoerd om de realiteit beter te weerspiegelen en de publieke perceptie te verbeteren.

Conclusie: Een wet die meer schade dan goed doet

De invoering van de hobby- en huisdierenlijst blijkt niet alleen onrechtvaardig, maar ook onuitvoerbaar. Door een gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing, deskundige kennis en consistentie worden zowel dieren als eigenaren onterecht gestraft.

In plaats hiervan zou een goed gereguleerde en wetenschappelijk onderbouwde aanpak de voorkeur moeten hebben gehad. Dit zou niet alleen het welzijn van alle dieren verbeteren, maar ook zorgen voor een eerlijke en effectieve wetshandhaving, zonder onnodige beperkingen, onrechtmatige en ongerechtvaardigde verboden.

Geschreven door SKVN

Delen van dit artikel, volledig dan wel gedeeltelijk, is toegestaan mits de bron (SKVN) vermeld wordt